Iedereen herinnert zich die bezoekjes aan de bomma nog levendig. Je was er te gast, maar het voelde als thuiskomen. Alles mocht. Of nou ja… bijna alles.
Want er was één onwrikbare regel: “Van de kasten afblijven.” De glazenkast, de schuiven — verboden terrein. Die waarschuwing kreeg je al nog voor je jas goed en wel uit was.
Maar vijf minuten later stond de soep al op tafel. Of je er zin in had, deed er niet toe. De bomma wist dat je honger had. Je kon beleefd weigeren, maar het haalde niets uit. Voor je het wist, was de eerste lepel al onderweg naar je mond.
Na de soep? Pudding. Altijd pudding. En daarbij klonk steevast: “Je eet al zo weinig.” Heb jij haar ooit tegengesproken? Natuurlijk niet.
Want bij de bomma gold een ander soort liefde: geen vragen, gewoon geven. En geef toe… het smaakte daar altijd beter. Omdat de bomma gewoon wist wat je nodig had — nog voor je het zelf wist.